Meer informatie concert 8 juni 2024 MCO Hilversum

Soliste Lidy Blijdorp - cello

Lidy Blijdorp is een gepassioneerde celliste met enorme vertelkracht, geprezen vanwege haar onthutsende muzikaliteit. ‘Van wazige droom tot felle attaque: Blijdorp kan alles.’ (Volkskrant). ‘Commendable virtuoso playing’ (BBC magazine).

Lidy studeerde cum laude af aan het conservatorium van Den Haag, Amsterdam en Parijs, waar ze studeerde bij Monique Bartels en Michel Strauss. Daarna behaalde ze haar Artiesten Diploma aan de Koningin Elisabeth Muziekkapel bij Gary Hoffman.

Ze soleerde met o.a. het Orkest van de Achttiende Eeuw, het Concertgebouw Kamerorkest, het St. Petersburg Hermitage Orkest, het orkest van Luik en het Residentie Orkest.

Lidy heeft zeer brede muzikale interesses en heeft een passie voor het ontdekken van nieuwe muziek. De volgende werken werden aan haar opgedragen: Elegie for cello and orchestra door Sergei Yevtuschenko (2013) Lidy’s Piece door Kate Moore (2016), Cello Song – As if door Ig Henneman (2018), Alex, how is it going with your Cello Concertino? door Alexandre Kordzaia (2020), een dubbelconcert door Trevor Grahl (2022) en het celloconcert Trailblazer door Joel Bons (2022).

Ze behaalde prijzen bij o.a. het Prinses Christina Concours, Charles Hennen Concours, de Amsterdamse Cellobiënnale, het Grachtenfestival Conservatorium Concours (2012) en de Prix Academie Maurice Ravel (2014). Haar debuut-CD Journeyers ontving twee Edisons (2020).

Lidy heeft de eer de Farotti cello van Anner Bylsma en een cellostok van Persoit te bespelen, beide ter beschikking gesteld door het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds.

Dirigent Carel den Hertog

Carel den Hertog studeerde viool aan de conservatoria van Den Haag, Amsterdam en Tilburg bij Jaring Walta, Johannes Leertouwer en Chris Duindam. In 2010 sloot hij zijn masterstudie cum laude af. Al tijdens zijn studie ontwikkelde hij zich tot een veelzijdig musicus. Hij verdiepte zich als violist van Trio C tot de Derde in de Oost-Europese volksmuziek. Met dit trio reisde hij veelvuldig naar de Balkan, Turkije, Iran, Pakistan en India. Daarnaast deed hij ervaring op in de authentieke uitvoeringspraktijk, onder andere met de Nieuwe Philharmonie Utrecht. Al tijdens zijn vioolstudie begon Carel met dirigeren. Hij is oprichter en artistiek leider van het Amsterdamse Strijkorkest Lundi Bleu. Met dat orkest trad hij ook op als solist en toerde hij onder meer naar Libanon en Zuid-Afrika. Ook de hedendaagse muziek heeft zijn interesse. Hij dirigeerde de première van composities van Chiel Meijering, Anthony Fiumara en Florian Mayer. Sinds 1 janauri 2014 is hij dirigent en artistiek leider van het Nederlands Jeugd Strijkorkest (NJSO). Tevens is hij samensteller en redacteur bij Radio4.

Programmatoelichting 

André Caplet (1878 - 1925) | Suite Persane voor 10 blaasinstrumenten (1901)

De Franse componist André Caplet werd geboren in Le Havre.  Hij kreeg al vroeg muzieklessen van een leerling van de componist Massenet. Zijn muzikale aanleg werd onderkend en hij werd dan ook toegelaten tot het Parijse Conservatorium. Ook daar was hij een succesvolle leerling; hij won prijzen voor compositie, begeleiding en contrapunt. In 1901 werd André Caplet - vóór onder anderen Maurice Ravel - de prestigieuze Prix de Rome toegekend, waarmee hij in Rome mocht studeren.

1901 was een succesvol jaar voor Caplet. Zijn ster was rijzend in Parijs, en in mei van dat jaar werd door de Société de Musique Moderne pour Instruments à Vent een concert in Parijs georganiseerd met uitsluitend composities van Caplet. Op het programma stonden een kwintet voor piano en blazers, vijf stukken voor fluit en piano (met de componist aan de piano) en de Suite Persane die nu op het programma van het Naardens Kamerorkest staat. De recensies van het concert waren zeer lovend, en de Suite Persane kreeg een hoge waardering, ook voor de kwaliteit van de compositie.

Het eerste deel van de suite, Scharki, is genoemd naar een hete  wind die in de vroege zomer en winter in de Perzische golf waait. De muziek begint met een exotische Perzische melodie in fluiten en klarinetten, die later wordt verpakt in harmonieën die aan Debussy doen denken. De titel van het tweede deel,  Nihavend, verwijst naar een maqam, een soort van melodisch systeem gebaseerd op een Arabische toonladder. Het begint met een melancholiek fluitthema waarop een onderdeel volgt dat meer als Westerse muziek aandoet. Het derde deel, Iskia Samaïsi, is het langst; in het begin komen verschillende muzikale ideeën langs, en daarna ontwikkelt zich in het centrale deel een soort van liefdeslied. Na onder andere een paar toonladders van hele tonen eindigt het deel met een luide coda.

Dmitri Shostakovich (1906 - 1975) | Celloconcert nr 1 in Es, opus 107 (1959 )

De cellist Mstislav Rostropovich studeerde aan het conservatorium van Moskou toen hij Shostakovich voor het eerst ontmoette. De twee werden vrienden voor het leven, en in 1959 besloot Shostakovich een concert voor zijn jongere collega te schrijven. Maar één keer eerder had Shostakovich een soloconcert geschreven, zijn eerste pianoconcert, met een belangrijke trompetpartij, en in dit celloconcert heeft de hoorn een soort van tweede solo-rol. De première was in 1959 in Leningrad (zoals het huidige Sint Petersburg toen nog heette) met Rostropovich op cello en het Leningrad Philharmonisch Orkest onder leiding van Yevgeny Mravinsky.

Rostropovich wilde al heel graag dat zijn vriend Shostakovich een concert vor hem zou schrijven. Maar Shostakovich’s vrouw Nina had Rostropovich gewaarschuwd: als je dat wilt is het beste dat je kunt er helemaal niet met hem over praten! Maar de verwachtingen van Rostropovich stegen toen hij in een interview met Shostakovich, gepubliceerd in Soviet Culture, las dat Shostakovich zei dat zijn eerstvolgende grote compositie zou zijn een celloconcert, dat het eerste deel al klaar was en dat het erop leek dat het concert drie delen zou krijgen.

In juli 1959 kreeg Rostropovich een briefje van Shostakovich met de uitnodiging het nieuwe concert uit te voeren. Rostropovich ging met zijn pianist Alexander Dekyukin spoorslags naar Leningrad, waar Shostakovich het stuk doorspeelde op een piano, en zei dat het stuk hem ontzettend dierbaar was. Hij pinkte zelfs wat tranen weg, en vroeg vervolgens bij herhaling aan Rostropovich: vind je het goed? vind je het echt goed? Daarop zei Rostropovich dat hij tot zijn botten ontroerd was. Daarop antwoordde Shostakovich: dan is nog de enige vraag: als je het stuk werkelijk zo goed vindt, sta je me dan toe het aan je op te dragen? Rostropovich, zeer gevleid, verklaarde zich accoord. Hij zette zich direct aan het studeren van het concert en kende het, met tien uur studie per dag in zijn hotelkamer, na drie dagen uit zijn hoofd. Op de dag daarna speelde hij het voor Shostakovich met Dedyukin aan de piano. Shostakovich vond het fantastisch dat Rostropovich het stuk zo snel door had en het uit zijn hoofd kende. Ze dronken een fles wodka, om de afspraken te bezegelen en als brandstof voor een volgende doorloop.   

Na de premiere in Leningrad voerde Rostropovich het concert uit in de Verenigde Staten met het Philadelphia Orchestra onder leiding van Eugene Ormandy. Shostakovich was erbij, een van de opmerkelijkste muzikale gebeurtenissen tijdens de koude oorlog. In de volgende jaren speelde Rostropovich het concert overal in de wereld.

Het concert heeft vier delen, waarvan het derde deel een cadens voor de solo cello is. De instrumentatie is die van een bescheiden kamerorkest, met maar één koperinstrument, de hoorn. Het eerste deel heeft een klassieke vorm. Het tweede deel, het langste, heeft misschien het meest een Russisch karakter en eindigt met een duet tussen de cello en de celesta (vandaag gespeeld op een klokkenspel). Ironische humor domineert in het eerste en het laatste deel, met een belangrijke rol voor de klarinetten.

Het motief van vier noten waarmee het concert opent is een soort kernthema voor het hele concert. De noten lijken ook te verwijzen naar de initialen van de naam van de componist (D-Es-C-B (of D-S-C-H in het Duits). Dit thema verschijnt ook in een aantal andere stukken in dezelfde tijd, zoals de Tiende symfonie en het Achtste strijkkwartet. Ook is er nog een ironisch citaat, een verdraaid fragmentje uit een volksliedje, “Sulko”, dat favoriet was bij Stalin, Shostakovich’s kwelgeest, zes jaar eerder overleden. Maar zelfs Rostropovich herkende deze uitdagende verwijzing niet, totdat Shostakovich het hem vertelde.

Shostakovich leende van Prokoviev’s Sinfonia concertante het plotselinge einde van het concert met zeven dringende paukenslagen.

Louise Farrenc (1804-1875) | Symfonie nr 3 in g (1847)

De premiere van de derde symfonie van Farrenc vond plaats in 1849. Lange tijd hebben we weinig gehoord van de muziek van Farrenc, maar de laatste tijd lijkt er een “revival” te zijn van haar muziek.

Louise Dumont-Farrenc was voornamelijk bekend als componist van pianomuziek. Ze studeerde vanaf haar vijftiende piano aan het conservatorium van Parijs. Vrouwen mochten daar niet compositie studeren, maar zij kon privelessen regelen bij pfofessor Reicha, bekend van veel kamermuziekcomposities voor blaasinstrumenten. Op haar zeventiende trouwde zij met de fluitist Aristide Farrenc. Ze vestigden zich in Parijs. Aristide begon daar een muziekuitgeverij. Veel van Louises pianocomposities zijn daar uitgegeven.

 

Louise Farrenc is teruggegaan naar het conservatorium waar zij pianodocent werd en dat bleef zij dertig jaar. Ze was de enige vrouw in de negentiende eeuw die een betrekking op dat niveau heeft gehad, met een beloning gelijk aan die van mannelijke collega’s. Daar had zij met succes voor geijverd.

Louise Farrenc heeft drie symfonieën geschreven, die tijdens haar leven niet zijn uitgegeven maar wel veelvuldig uitgevoerd in Europa. De symfonie die we vandaag spelen heeft vier delen. De instrumentatie is klassiek, met strijkorkest, twee fluiten, hobo’s, klarinetten, fagotten, hoorns en pauken. Ongebruikelijk is de afwezigheid van trompetten, anders dan de in de eerste twee symfonieën van Farrenc. Het eerste deel heeft een korte langzame inleiding met een melancholieke hobosolo, waarna de strijkers in een snel tempo verder gaan. De climax zit aan het einde waar het tempo verder wordt verhoogd in de uitgebreide coda. Het tweede, langzame deel opent met een lyrische klarinetmelodie, ondersteund door hoorns, fagot en pauken. Dit deel  heeft sereen karakter tot het einde. Het derde deel, Scherzo, is daarentegen juist nerveus, met zijn snelle strijkersnootjes. Het trio is dan weer melodieus, met een hoofdrol voor de blazers. De finale is een energiek Allegro, waarin thema’s uit de eerdere delen terugkeren. Het doet hier en daar denken aan de veertigste symfonie van Mozart in dezelfde toonsoort.